Copyright © 2021 / 2564 Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk. |
Rajgir
(Rājagaha)
Van Nalanda ging de reis verder naar Rajgir.
De tegenwoordige plaats
Rajgir heette vroeger Rājagaha. Ze is gelegen in het district Patna, in
de deelstaat Bihar, India. Ze ligt 21 km ten zuidoosten van Bihar
Sharif en circa 100 km ten zuidoosten van Patna.
Rājagaha betekent:
koninklijke residentie. Ze was de hoofdstad van Magadha. Ten tijde van
de Boeddha heerste er koning Bimbisāra (circa 543-491 v.C.). Bimbisāra
was de eerste koninklijke patroon van de Verhevene. Op 15-jarige
leeftijd besteeg hij de troon en regeerde 52 jaar lang. Zijn hoofdvrouw
was Kosala Devi, dochter van koning Maha Kosala. Zij was een zuster van
koning Pasenadi Kosala. Uit het huwelijk van Bimbisāra en Kosala Devi
werd een zoon geboren: Ajātasattu.
blik vanaf Nalanda op de heuvels rond Rajgir
Een andere oude naam
voor deze plaats is Giribbaja. Ze ligt in een dal temidden van vijf
heuvels, als een schaapskooi (giri). De namen daarvoor zijn in het Pali resp. giri en vaja.
Daaruit ontstond de naam Giribbaja. De namen van die heuvels zijn in
het Pāli: Vebhāra, Pāndava, Veppula, Gijjhakūta en Isigili. De heuvel
Isigili dankt zijn naam aan het feit dat in het verleden 500
Pacceka-Boeddhas lange tijd op die heuvel woonden. Aan de voet
ervan waren zij zichtbaar, maar wanneer zij de heuvel omhoog
gingen, waren zij niet meer zichtbaar. De mensen zeiden daarom dat de
berg die zieners verzwolg (isigilati). En zo ontstond de naam van deze heuvel. (M.116)
Tegenwoordig is
de onderverdeling van de heuvels veranderd en zijn er meer namen
voor, namelijk: Vaibharā, Ratna, Vipula, Gridhakuta, Chhathā, Saila,
Udaya en Sonā.
Zes regenperiodes
bracht de Verhevene door in deze plaats, en wel in het 2e, 3e, 4e, 17e
en 20e jaar na de Verlichting. Ook vertoefde hij er in het laatste jaar
van zijn leven.
Vóór zijn
Verlichting was de Verhevene al eens in Rājagaha geweest. Hij had er
een ontmoeting met koning Bimbisāra, die hem vroeg in Rājagaha te
blijven. Maar de Verhevene weigerde. Hij wilde toen immers op zoek gaan
naar het Doodloze, het hoogste heil. De Verhevene beloofde echter terug
te komen wanneer het Doodloze gevonden was. Na de Verlichting keerde
hij daarom terug naar Rājagaha. En koning Bimbisāra werd in de leer
onderwezen. Hij schonk zijn bamboepark Veluvana aan de Boeddha. Men kon
er ongestoord vertoeven. In dat park onderwees de Verhevene eens 1250
Arahants die er gelijktijdig en spontaan waren samengekomen. Op die
plek is een beeldje te zien van de Boeddha.
park Veluvana
Boeddhabeeldje in het Veluvana
De Boeddha vond
Rājagaha een verrukkelijke en aangename plaats om te verblijven.
Herhaaldelijk heeft hij dat benadrukt. Zijn geliefkoosde plek was de
Gijjhakūta of Gierepiek. Koning Bimbisāra liet naar de top ervan een
stenen pad aanleggen. Op die top bevond zich de residentie van de
Verhevene. Niet ver ervandaan was het verblijf voor de eerwaarde
Ānanda. Op de helling van deze heuvel zijn twee grotten. Hierin hadden
de eerwaarde Sāriputta en de eerwaarde Mahā Moggallāna elk hun verblijf.
Ongeveer op de helft
van de Gridhakūtaheuvel heeft een Chinese pelgrim een tempel gebouwd.
Alleen de fundamenten ervan zijn nog over.
pad van Bimbisara;
fundamenten van tempeltje
over het pad van koning Bimbisāra ... ... naar de top van de Gierepiek
grotten van de eerwaarde Sāriputta en de eerwaarde Mahā Moggallāna
top van de Gierepiek, op voorgrond oude fundamenten.
Hier ongeveer kwam het rotsblok terecht dat Devadatta naar beneden gooide.
verblijf van de eerwaarde Ananda
residentie van de Boeddha, boven op de Gierepiek
residentie van de Boeddha; blik op Rajgir
Andere plekken die de
Boeddha te Rājagaha mooi vond, zijn o.a. de Saptaparni-grot, het meer
in het Veluvana-park en het mango-bosje van de arts Jīvaka. Deze Jīvaka
was arts aan het koninklijk hof en werd de arts van de Boeddha. Drie
keer per dag bezocht hij de Verhevene. Hij liet een ziekenhuis[1] bouwen
in zijn eigen mango-bosje. Na de inwijdingsceremonie ervan bereikte de
arts het eerste niveau van heiligheid; hij werd een Sotāpanna.
plattegrond ziekenhuis van Jivaka
ziekenhuis van Jivaka
In het 17e regenseizoen na zijn Verlichting vertoefde de Boeddha ook te Rajagaha. Een jonge monnik werd toen verliefd op een bekende courtisane. Onverwacht stierf zij. De Boeddha woonde de begrafenis bij. Hij liet er vragen of iemand het dode lichaam wilde kopen. Niemand wilde het hebben, zelfs niet gratis. Bij die gelegenheid zei de Boeddha: "Zie dit mooie lichaam, een massa zweren en wonden, het is samengesteld, en er is geen stabiliteit in."
In Rajgir zijn beroemde warme bronnen aan de noordelijke helling van de heuvel Vaibhara. Die bronnen worden (door de Hindoes) heden nog steeds gebruikt om er een bad te nemen.
trap naar de warme bronnen
Hier sprak de Boeddha
de leerrede tot de jonge Sigāla. Deze leerrede is erg belangrijk voor
leken. Erin wordt onderwezen hoe men in deze wereld begunstigd is en
ook in de wereld hierna, o.a. door het volgende: Ouders moet men eren
en als zij oud zijn, moet men voor hen zorgen. Een man moet hoffelijk
zijn ten opzichte van zijn vrouw en haar niet verachten. Hij moet haar
trouw zijn, haar gezag en sieraden geven. De vrouw is gastvrij voor
verwanten, bezoekers en personeel. Zij is trouw. En zij beschermt wat
de man meebrengt. Zij is vlijtig. Voor vrienden en kennissen is men
vrijgevig, hoffelijk in taalgebruik, behulpzaam, onpartijdig en
oprecht. Een werkgever zorgt voor zijn werknemers door aan hen werk te
geven in overeenstemming met hun bekwaamheid. Hij geeft hun loon, zorgt
voor hen bij ziekte en geeft hun nu en dan verlof. De werknemers
vervullen hun plichten goed en houden de goede naam en faam van de
werkgever oprecht.[2]
In het 37e jaar na de
Verlichting liet prins Ajātasattu zijn vader Bimbisāra gevangen zetten
en daarna doden. De muren van de gevangenis waren twee meter dik. Nadat
hij zijn vader had laten doden, kreeg Ajātasattu gewetenswroeging. Op
advies van de arts Jīvaka ging hij naar de Boeddha toe die hem in de
leer onderwees. Ter herinnering aan zijn bekering is een gedenkteken
gebouwd beneden op de helling van de Gierepiek, naast het pad van
Bimbisāra.
muur van gevangenis |
gevangeniscel van Bimbisara |
In
hetzelfde jaar als de dood van koning Bimbisāra - de Verhevene was toen
72 jaar - probeerde zijn neef Devadatta de Boeddha te vermoorden. Eerst
liet hij een woedende olifant op hem los; maar de Verhevene temde
die olifant door zijn grenzeloze liefdevolle vriendelijkheid en
mededogen. Daarna huurde Devadatta moordenaars; die werden echter door
de Boeddha bekeerd. Tenslotte wierp Devadatta een rotsblok van de top
van de Gierepiek naar beneden. Dat gebeurde in de buurt van de
residentie van de Boeddha. Deze werd slechts door een splinter van de
rots gewond. Door de koninklijke arts Jīvaka werd hij toen verpleegd.
In het laatste jaar van
zijn leven, tijdens de 43e regenperiode na de Verlichting, verbleef de
Boeddha ook te Rājagaha. Ajātasattu wilde toen oorlog voeren tegen de
Vajjis. Maar eerst wilde hij de mening van de Verhevene hierover horen.
“Want Volmaakten spreken geen onwaarheid."
De Verhevene noemde
toen de voorwaarden voor het welzijn van een volk. De Vajjis voldeden
aan die voorwaarden en daarom zag Ajātasattu ervan af om die oorlog te
voeren. Hij had immers geen enkele kans op een overwinning. Die
voorwaarden zijn: vaak en in vrede bijeenkomsten houden; geen nieuwe
besluiten vaststellen als de oude nog goed zijn; respect tonen ten
opzichte van ouderen; vrouwen en meisjes fatsoenlijk behandelen;
respect tonen ten opzichte van heiligdommen; heiligen beschermen.
Toen de regenperiode te
Rājagaha beëindigd was, reisde de Boeddha o.a. via Nālanda,
Pātaligama (Patna), Vesali en Pava naar Kusinārā waar hij overleed.
Na het overlijden van
de Boeddha te Kusinārā bracht de eerwaarde Maha Kassapa een deel van de
relieken van de Verhevene naar koning Ajātasattu. Deze laatste bouwde
er te Rājagaha een stoepa voor.
Enkele maanden later
werd er het eerste Boeddhistische concilie gehouden, en wel in een
grote hal tegenover de Saptaparni-grot op de noordelijke rotswand van
de heuvel Vaibhara.[3] Die
hal werd speciaal voor dat doel gebouwd door Ajātasattu. Het concilie
werd gehouden onder leiding van de eerwaarde Mahā Kassapa. Vijfhonderd
Arahants waren uitgekozen om de Dhamma (leer) en Vinaya (regels van
discipline voor de Orde) te zuiveren en valse leringen eruit te
verwijderen. Alle andere monniken moesten tijdens het concilie Rājagaha
verlaten.
Op de heuvel Vaibhara is ook het vroegere huis van de eerwaarde Mahā Kassapa.
heuvel Vaibhara en huis van de eerwaarde Mahā Kassapa
Na Ajātasattu verloor
Rājagaha haar betekenis doordat de hoofdstad van Magadha verplaatst
werd naar Pātaliputa (het tegenwoordige Patna). Dit gebeurde tijdens de
regering van Udayabhadra (of: Udayin), de opvolger van Ajātasattu.
Twee eeuwen daarna werd
door keizer Asoka te Rajgir een stoepa opgericht en ook een zuil met
olifantenkapiteel. Die zuil bestond al niet meer in de 7e eeuw na Chr.
In het begin van de 5e
eeuw na Chr. vond Fa-Hien het dal van Rajgir verlaten. Aan de overkant
van de heuvels woonde een groepje monniken in het klooster in het
Veluvana-park. Van de 18 kloosters te Rājagaha ten tijde van het eerste
concilie was dat als enige overgebleven.
Hiuen Tsang bezocht
Rajgir in de 7e eeuw na Chr. Hij zegt niet veel over deze plaats,
vermoedelijk omdat hij ze verlaten aantrof. Van de oude kloosters en
stoepas vond hij alleen de fundamenten en ruïnes.
Ten westen van Nieuw
Rājagriha, aan de overkant van de rivier Sarasvatī, is een grote
kunstmatige heuvel. Volgens Fa-Hien is dit de plaats van de stoepa van
Ajātasattu; volgens Hiuen-Tsang is het die van Asoka.
Aan de linker kant van
de tegenwoordige weg ten oosten van het Veluvana-park is een heuvel.
Stenen fundamenten zijn er nog te zien. Hierop staan enkele zuilen van
latere datum.
Op een van de heuvels
rond Rajgir is een moderne Japanse tempel gebouwd. Via een kabelbaan is
die tempel bereikbaar.
Rond Rajagaha was een
muur aangelegd ter verdediging tegen indringers. Gedeelten van die
stadsmuur zijn nog te zien.
delen van oude stadsmuur
Nabij Rajagaha kan men ook nog twee grotten bezichtigen. Beweerd wordt dat de schatmeester van koning Bimbisara die heeft aangelegd. Achter de wanden van die grotten vermoeden sommigen een geheime schatkamer.
grotten, (met schatkamers ?)
Tussen Rajgir en Nalanda is het geboorte-oord van
de eerwaarde Sāriputta en de eerwaarde Mahā-Moggallāna. De toegang tot
het ouderlijk huis van de eerwaarde Sāriputta is er nog. Sāriputta
betekent: zoon van Sari. Hij kreeg die naam bij zijn intrede in de
Orde. Zijn eigenlijke naam is Upatissa.
toegang tot ouderlijk huis van de eerwaarde Sāriputta
naar 4.10. Buddhagaya (Senanigama)
[1] Volgens de tekst liet hij er een klooster bouwen. Maar de plattegrond wijst erop dat het een ziekenhuis was.
[3] Ik heb de plek van die hal niet kunnen bezoeken. Het werd afgeraden door de plaatselijke bevolking. Het zou er te gevaarlijk zijn.