Copyright © 2021 / 2564 Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk. |
Kapilavatthu (Tilaurakot)
De Boeddha was de zoon van de adellijke Suddhodana Gotama;
deze
werd tot Rāja, tot gouverneur van de oligarchische Sakya-republiek
gekozen. Die
republiek was onderworpen
aan de Mahārāja (koning) van Kosala. De residentie van de Sakyas was
Kapilavatthu. Ze is ontdekt door P.C. Mukherjie, en
geïdentificeerd met
Tilaurakot, aan de rivier Banganga. De naam van deze rivier was vroeger
Bhagirathi. Tilaurakot ligt ca 4 km ten noorden van Taulihawa en
ongeveer 25 km
ten westen van Lumbini, in de zuidwestelijke vlakte van Nepal, ten
zuiden van
het voorgebergte van de Himālayas. De rivier Rohini stroomt er nog
steeds en
heeft nog dezelfde naam. Aan de overzijde van die rivier lag de stad
Koliya, de
hoofdstad van de Koliyas. Tussen beide steden was een enkele dam.
Koning
Okkaka van Kosala behoorde tot het zonneras van het
Ikshanku-geslacht. Volgens de legende trad hij na de dood van zijn
eerste vrouw
voor een tweede keer in het huwelijk. Uit het eerste huwelijk had hij
negen
kinderen: vier zonen en vijf dochters. De zonen heetten: Ulkamukha,
Karandu,
Hastinika en Sinisura; de namen van de dochters zijn: Priya, Supriya,
Ananda,
Vijita en Vijitasena.
De
tweede vrouw van koning Okkaka baarde hem een zoon met naam
Jayantu. Zij dwong de koning om zijn negen kinderen uit het eerste
huwelijk te
verbannen en de troon te geven aan haar eigen zoon. Okkaka liet zijn
negen
kinderen toen naar het bos brengen.
Van
de hoofdstad Saketa gingen de kinderen in de richting van
de Himālayas. Zij kwamen bij de kluis van de heilige Kapilamuni aan, en
vonden
er onderdak. De wijze vroeg hun een stad te stichten. Omdat de grond
door de
wijze Kapilamuni was gegeven, werd de residentie Kapilavatthu genaamd.
Na
verloop van tijd bereikten de prinsen en prinsessen de
huwbare leeftijd. Omdat zij van een endogame stam waren, hadden de
prinsen
seksuele omgang met hun jongere zusters. De oudste prinses Priya werd
tot
koningin-moeder benoemd en prins Ulkamukha werd de eerste koning.
Priya
ontmoette later Rama, de koning van Varanasi. Zij huwden
en stichtten de stad Devadaha aan de oostelijke grens van Kapilavatthu.
Zij
brachten het geslacht voort van de Koliyas. – Tot zover de
legende.
Koningin
Mahā Māyā, de moeder van Siddhattha, stierf op de
zevende dag na de geboorte van haar kind. Zij werd in de Tusita-hemel
wedergeboren. Pajāpatī Gotamī, een zuster van zijn moeder, zorgde toen
voor de
baby en voedde hem op als ware hij haar eigen zoon.
Toen
Siddhattha Gotama opgroeide, kreeg hij samen met de
kinderen van adellijke families les in burgerlijke en krijgskunsten.
Tot aan de
volwassenheid werd hij er opgevoed temidden van een overvloed aan
materiële
weelde. In menige tak van wetenschap werd hij bedreven. En ook
beoefende hij
vaak serieuze contemplatie.
Siddhattha
huwde volgens de gewoonte van die tijd op jeugdige
leeftijd – hij was 16 jaar – en wel met zijn nicht
Yasodharā. Zij was de
dochter van koning Suppabuddha en koningin Pamita van de stam van de
Koliyas.
Yasodharā was even oud als Siddattha en was zeer mooi en charmant. Het
ontbrak
beiden aan niets en zij leefden in luxe en plezier.
Af
en toe verliet Siddhattha het paleis en maakte met zijn
koetsier tochten naar de parken. Op die tochten ontmoette hij
achtereenvolgend
een oude man, een zieke en een lijkstoet. En bij elke
ontmoeting dacht hij:
“Geboorte moet toch iets beroerds zijn, omdat immers na
geboorte ellende
verschijnt.” (nl. ouderdom, ziekte en dood).
Op
zijn laatste tocht naar de parken ontmoette hij een asceet.
En na deze ontmoeting vatte ook Siddhattha het voornemen op om een
leven tot
heil te leiden. Hij was toen 29 jaar. Hij verliet zijn gezin en ging op
zoek
naar de onvergelijkbare innerlijke vrede. Volgens de Theravāda-traditie
was het
op de dag van volle maan in juli (Asalhā).
Na
meerdere omzwervingen bereikte hij de Verlichting, vond de
onvergelijkbare innerlijke vrede in Bodh-Gayā. En hij werd de Boeddha
van dit
tijdperk. Hij bezocht zijn vaderstad Kapilavatthu in het 1e,
5e
en 15e jaar na zijn Verlichting.