Facetten van het Boeddhisme


naar Index

4. 2. Kapilavatthu (Tilaurakot)


Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.


Kapilavatthu (Tilaurakot)

 
      De Boeddha was de zoon van de adellijke Suddhodana Gotama; deze werd tot Rāja, tot gouverneur van de oligarchische Sakya-republiek gekozen.  Die republiek was onderworpen aan de Mahārāja (koning) van Kosala. De residentie van de Sakyas was Kapilavatthu. Ze is ontdekt door P.C. Mukherjie, en geïdentificeerd met Tilaurakot, aan de rivier Banganga. De naam van deze rivier was vroeger Bhagirathi. Tilaurakot ligt ca 4 km ten noorden van Taulihawa en ongeveer 25 km ten westen van Lumbini, in de zuidwestelijke vlakte van Nepal, ten zuiden van het voorgebergte van de Himālayas. De rivier Rohini stroomt er nog steeds en heeft nog dezelfde naam. Aan de overzijde van die rivier lag de stad Koliya, de hoofdstad van de Koliyas. Tussen beide steden was een enkele dam.

       In prehistorische tijden was deze plaats gelegen aan de oever van een meer. Er stonden veel sala-bomen. Er woonde een heilige met naam Kapilamuni. Op die plek ontstond het Sakya-koninkrijk.

      Koning Okkaka van Kosala behoorde tot het zonneras van het Ikshanku-geslacht. Volgens de legende trad hij na de dood van zijn eerste vrouw voor een tweede keer in het huwelijk. Uit het eerste huwelijk had hij negen kinderen: vier zonen en vijf dochters. De zonen heetten: Ulkamukha, Karandu, Hastinika en Sinisura; de namen van de dochters zijn: Priya, Supriya, Ananda, Vijita en Vijitasena.

      De tweede vrouw van koning Okkaka baarde hem een zoon met naam Jayantu. Zij dwong de koning om zijn negen kinderen uit het eerste huwelijk te verbannen en de troon te geven aan haar eigen zoon. Okkaka liet zijn negen kinderen toen naar het bos brengen.

      Van de hoofdstad Saketa gingen de kinderen in de richting van de Himālayas. Zij kwamen bij de kluis van de heilige Kapilamuni aan, en vonden er onderdak. De wijze vroeg hun een stad te stichten. Omdat de grond door de wijze Kapilamuni was gegeven, werd de residentie Kapilavatthu genaamd.

      Na verloop van tijd bereikten de prinsen en prinsessen de huwbare leeftijd. Omdat zij van een endogame stam waren, hadden de prinsen seksuele omgang met hun jongere zusters. De oudste prinses Priya werd tot koningin-moeder benoemd en prins Ulkamukha werd de eerste koning.

      Priya ontmoette later Rama, de koning van Varanasi. Zij huwden en stichtten de stad Devadaha aan de oostelijke grens van Kapilavatthu. Zij brachten het geslacht voort van de Koliyas. – Tot zover de legende.

 ruïnes van Kapilavatthuruïnes van Kapilavatthu   ruïnes van Kapilavatthu    
      Koningin Mahā Māyā, de moeder van Siddhattha, stierf op de zevende dag na de geboorte van haar kind. Zij werd in de Tusita-hemel wedergeboren. Pajāpatī Gotamī, een zuster van zijn moeder, zorgde toen voor de baby en voedde hem op als ware hij haar eigen zoon.

      Toen Siddhattha Gotama opgroeide, kreeg hij samen met de kinderen van adellijke families les in burgerlijke en krijgskunsten. Tot aan de volwassenheid werd hij er opgevoed temidden van een overvloed aan materiële weelde. In menige tak van wetenschap werd hij bedreven. En ook beoefende hij vaak serieuze contemplatie.

      Siddhattha huwde volgens de gewoonte van die tijd op jeugdige leeftijd – hij was 16 jaar – en wel met zijn nicht Yasodharā. Zij was de dochter van koning Suppabuddha en koningin Pamita van de stam van de Koliyas. Yasodharā was even oud als Siddattha en was zeer mooi en charmant. Het ontbrak beiden aan niets en zij leefden in luxe en plezier.

      Af en toe verliet Siddhattha het paleis en maakte met zijn koetsier tochten naar de parken. Op die tochten ontmoette hij achtereenvolgend een oude man, een zieke en een lijkstoet. En bij elke ont­moeting dacht hij: “Geboorte moet toch iets beroerds zijn, omdat immers na ge­boorte ellende verschijnt.” (nl. ouderdom, ziekte en dood).

      Op zijn laatste tocht naar de parken ontmoette hij een asceet. En na deze ontmoeting vatte ook Siddhattha het voornemen op om een leven tot heil te leiden. Hij was toen 29 jaar. Hij verliet zijn gezin en ging op zoek naar de onvergelijkbare innerlijke vrede. Volgens de Theravāda-traditie was het op de dag van volle maan in juli (Asalhā).

      Na meerdere omzwervingen bereikte hij de Verlichting, vond de onvergelijkbare innerlijke vrede in Bodh-Gayā. En hij werd de Boeddha van dit tijdperk. Hij bezocht zijn vaderstad Kapilavatthu in het 1e, 5e en 15e jaar na zijn Verlichting.

       Drie jaar voor het overlijden van de Boeddha werd Kapilavatthu aangevallen en in brand gestoken door Vidūdabha van Kosala. Hij was de zoon van koning Pasenadi en koesterde een wrok jegens de Sakyas omdat zijn moeder geen echte prinses was maar de dochter van een slavin. Na de dood van zijn vader ging hij met een leger naar Kapilavatthu. Drie keer vroeg de Boeddha hem de stad te ontzien. Maar bij de vierde keer viel Vidudabha aan, nam Kapilavatthu in en metselde een deel van de inwoners neer. Daarna werd de stad in brand gestoken. Het was omstreeks 546 voor Christus. De stad werd nooit meer herbouwd. Sporen van verbrande stenen uit de 6e eeuw v.C. zijn er nog te zien.

stoepa voor koning Suddhodanastoepa voor koningin Maha Maya

       Ten tijde van de Chinese pelgrim Fa-Hien die India en Nepal in het begin van de vijfde eeuw na Chr. bezocht, waren er alleen ruïnes in Kapilavatthu. Thans zijn er nog slechts enkele overblijfsels van de stad. Ook zijn er twee stoepas die opgericht zijn ter ere van koning Suddhodana en koningin Mahā Maya. De laatste stoepa is voor een groot deel afgebroken omdat de stenen door de omwonende bevolking gebruikt werden. Deze twee stoepas heten de tweeling-stoepas. Een derde stoepa is niet ver ervandaan opgericht voor het paard Kanthaka.

naar begin van pagina    of  naar 4. Boeddhistische plaatsen in India en Nepal