Facetten van het Boeddhisme


naar Index

3.5. De Sangha. V. -  Concilies en synoden


Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze tekst of de tekst in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Inleiding

1e Sangha-congres, te Rājagaha

2e en 3e Sangha-congres, te Vesali

4e Sangha-congres, te Pataliputta

5e Sangha-congres, te Anuradhapura

6e Sangha-congres, te Anuradhapura

7e Sangha-congres, te Sri Lanka

8e Sangha-congres, te Kasjmir

9e Sangha-congres, te Lhasa

10e Sangha-congres, te Pulatthinagara

11e Sangha-congres, te Chiangmai

12e Sangha-congres, te Bangkok

13e Sangha-congres, te Ratnapura

14e Sangha-congres, te Mandalay)

15e Sangha-congres, te Thailand)

16e Sangha-congres, te Rangoon)

De Sangha

V. De Sangha congressen: concilies en synoden

Inleiding

        De congressen of grote bijeenkomsten van de Sangha zijn te verdelen in concilies en synoden.[1] De concilies zijn grote bijeenkomsten waarop de Oudsten van de Gemeenschap samen kwamen om de Canon vast te leggen en om beslissingen te nemen van grotere betekenis. Onder de bijeenkomsten van de Gemeenschap vinden wij ook synoden die meestal met berichten over schisma’s verbonden zijn. Die laatste bijeenkomsten waren geen algemene concilies. Daartoe ontbraken de organisatorische voorwaarden. De leden van de betreffende gemeenschappen of scholen kwamen bijeen. En zulke bijeenkomsten konden geen bindende beslissingen nemen. Als geen overeenkomst gevonden kon worden, bleven beide groepen met gelijke rechten naast elkaar bestaan. Beter dan het woord “concilie” is dan te spreken van plaatselijke synode.[2] Gemakshalve vat ik beide begrippen samen onder de titel: Sangha-congressen.[3]

        De concilies van Rājagaha en van Vesali zijn traditioneel mondeling overgeleverd. De overlevering van het concilie te Rājagaha is betrouwbaar; die van het concilie te Vesali is minder betrouwbaar.[4]

        Voor het overlijden van de Boeddha wordt, volgens de Theravāda-traditie, het jaar 543 voor Christus aangehouden. Maar volgens anderen is het jaar 483 v.C. waarschijnlijker.[5]

        

1e Sangha-congres, te Rājagaha        

(1e concilie, te Rājagaha, ca 543 (483) v.C.)

De Boeddha zelf heeft geen geschreven teksten nagelaten. Ná zijn definitieve heengaan werd volgens de overlevering te Rājagaha een vergadering bijeengeroepen van veel heilige monniken (ouderlingen) om de Dhamma en de Vinaya te zuiveren van verkeerde leringen en verkeerde discipline.[6] De eerwaarde Mahā Kassapa was de voorzitter ervan. Het eerste concilie duurde zeven maanden.

        

        De procedure op het eerste concilie was eenvoudig. De ouderling Upāli, de erkende autoriteit wat betreft de Vinaya, werd aangewezen om de regels van gedrag van de Orde te reciteren samen met de omstandigheden die ertoe leidden dat zij vastgesteld werden.

         Toen de eerwaarde Upāli de recitatie beëindigd had, werd aan de ouderling Ānanda gevraagd om de leerreden te reciteren. Bijna de hele Sutta Pitaka werd samengesteld vanuit zijn recitatie ervan met de achtergrond en/of gelegenheid.[7]

        Aan de eerwaarde Upāli en diens pupillen werd verzocht de Vinaya Pitaka te bewaren. De eerwaarde Ānanda kreeg de opdracht om met zijn leerlingen de Digha Nikāya te bewaren. Aan de pupillen van de eerwaarde Sariputta - die zelf al vóór de Boeddha overleden was - werd gevraagd om zorg te dragen voor de Majjhima Nikāya. De Samyutta Nikāya was voor de eerwaarde Mahā Kassapa en diens leerlingen; en de Anguttara Nikāya was voor de eerwaarde Anuruddha en z'n pupillen.[8]

        Het doel van het eerste concilie is zeer zeker geweest de leer te beoordelen en valse leringen eruit te verwijderen. En de Boeddha heeft in meerdere dialecten gepreekt. Misschien was een andere reden dat men de leer in één taal wilde onthouden. Een aanwijzing daartoe zou kunnen zijn dat de eerwaarde Purāna de leer bleef onthouden zoals hij ze van de Boeddha zelf had vernomen.[9]

2e en 3e Sangha-congres, te Vesali

(2e concilie, te Vesali, ca 100 n.B. = ca 443 (383) v.C.

en synode te Vesali)

        Ongeveer honderd jaren na het overlijden van de Boeddha wilden monniken te Vesali de regels wijzigen door tien mindere punten op te geven. De oudere monniken in Pāvā, Kosambi, Avanti, en ook in Dekkhan hadden er bezwaar tegen. Dat was immers tegen het besluit van het eerste Sangha-congres. Daarom werd een tweede Sangha-congres (2e concilie) samengeroepen van 700 vooraanstaande monniken. Aan het hoofd van hen stonden de eerwaarden Yasa, Revata en Sabbakāmi. Het congres (concilie) werd gehouden te Vesali en duurde acht maanden. De tien punten werden verworpen en de Dhamma en de Vinaya werden weer gereciteerd en opnieuw vastgesteld.

        

        De monniken van Vesali en andere monniken waren het niet eens met dit concilie. Daarom werd een nieuw congres gehouden door de Vajjiputtakas en hun aanhangers. Dat congres werd bijgewoond door 10.000 monniken.[10] Het werd “de grote recitatie” of “het grote Sangha-congres” (mahasangiti) genoemd. Er ontstond toen een afzonderlijke school, de Mahāsanghikas. De orthodoxe groep werd genoemd de Theravādins of de Sthavīravādins (de groep van de Ouderlingen of Senioren).

Volgens sommigen was dit congres van de Mahāsanghikas op het einde van het tweede Sangha-congres (2e concilie). Volgens ande­ren is dit zeer onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk, en werd het ge­houden enige tijd na dit concilie en enige tijd vóór de periode van Asoka.

        Er werd toen geen schisma gevormd. Want zij verwierpen niet de Boeddha, Dhamma en Sangha. Zij waren het alleen niet eens met de orthodoxe gemeenschap van de Ouderlingen over bepaalde regels van discipline. De fundamentele en essentiële leringen van de Boeddha zijn in beide scholen gelijk.

4e Sangha-congres, te Pataliputta

(Synode te Pātaliputta, 236 n.B = 307 (247) v.C.)

        In 218 na Boeddha kreeg Asoka de heerschappij over heel India. Vier jaar daarna kroonde hij zichzelf in de stad Pātaliputta tot koning.[11] Ongeveer 18 jaar daarna, in de 3e eeuw v.C., bekeerde keizer Asoka zich tot het Boeddhisme.         

        Na de bekering van Asoka kreeg de Orde van de monniken veel privileges. De kloosters kregen materiële voorspoed. Vanwege de vele voordelen die de Boeddhistische monniken kregen, sneden veel brahmanen hun haren af, droegen gele gewaden en traden in de Orde in. In de kloosters hielden zij hun oude geloof en oude praktijken. Ieder van hen gaf zijn leer uit alsof het de ware leer van de Boeddha was.[12]

        Er was veel onachtzaamheid en slordigheid bij veel klooster­gemeenschappen. Als protest daartegen weigerden de devote monniken in het klooster Asokārama gedurende zeven jaren de Uposatha of Pavāranā-ceremonie te houden.[13] Asoka merkte dit en vroeg aan de eerwaarde Moggaliputta[14] om aan deze wantoestand een einde te maken.[15] 

        In 236 na Boeddha[16] werd daarom te Pātaliputta[17] onder patronage van keizer Asoka een Sangha-congres gehouden in het klooster Asokārama. De eerwaarde Tissa Moggaliputta was de voorzitter ervan. Dit congres duurde negen maanden. Door duizend vooraanstaande monniken werd er de Canon gereciteerd. De leer werd gezuiverd en de Dhamma en Vinaya werden er gereciteerd. Toen werd ook de hele Abhidhamma gereciteerd.[18]

        De eerwaarde Moggaliputta stelde op dit congres het Kathāvatthu samen. Hierin werden de ketterse leerstellingen weerlegd.[19]

        

        Na dit Sangha-congres, een synode, zond de eerwaarde Moggaliputta monniken (Theras) naar diverse delen van India en ook naar andere landen van Azië om er de leer van de Boeddha te preken. Heel veel mensen werden er tot de leer van de Boeddha bekeerd.[20]

5e Sangha-congres, te Anuradhapura

(Synode te Anuradhapura, ca 225 n.B. = ca 318 (258) v.C.)

        Tijdens de regering van koning Devanampiya Tissa (247-207 v.C.) was er volgens de traditie van Sri Lanka een Sangha-congres te Anuradhapura. President ervan was de eerwaarde Arittha Thera. Dit congres was een synode; volgens de traditie namen er 60.000 Arahants aan deel.[21]

6e Sangha-congres, te Anuradhapura

(Concilie te Anuradhapura, ca 443 n.B. = ca 100 (40) v.C.)

        In de eerste eeuw v.C. was er in Sri Lanka een invasie van Tamils uit India; ook was er een grote hongersnood. De mondelinge overlevering van de leer liep gevaar. Daarom werd besloten de leer op schrift te stellen. Dit gebeurde omstreeks 90 v.C., tijdens de regering van de vrome Sinhalese koning Vatta Gāmani Abhaya (101-77 v.C.). Toen werd het vijfde Sangha-congres gehouden van Arahants. Het doel ervan was de herziening van de commentaren op de Tipitaka. Op het einde van dat congres werden de Pāli Canon en de commentaren op schrift gesteld. Dit geschiedde te Aluvihāra (Aloka-Vihāra) in het Matale District in Sri Lanka.

        Dit congres wordt beschouwd als het 4e concilie van de Theravada school.[22]

7e Sangha-congres, te Sri Lanka         

(Synode te Sri Lanka, 516 n.B. = 27 v.C. (33 n.C.)

        Het 7e Sangha-congres was een synode te Sri Lanka ten tijde van de regering van koning Mahanama in 516 n.B. De commentaren werden toen vanuit het Sinhalees vertaald in het Magadhi (Pāli) door Bhadanta Buddhaghosa.[23]

8e Sangha-congres, te Kasjmir

(Concilie te Kasjmir, 643 n.B. = ca 100 (160) n.C.)

        Koning Kanishka I had een groot indoskytisch rijk gesticht. Een groot deel van noordwest India behoorde ertoe. Hij besteeg de troon in 78 n.C. Hij regeerde te Purushapura (thans: Peshawar), in het district van Gandhāra. Hij was eerst een tegenstander van het Boeddhisme. Later werd hij een voorvechter ervan. Er waren toen verscheidene scholen met (bijna) tegengestelde inzichten. Parsva, een beroemd Boeddhistisch patriarch, legde aan de koning uit dat er sedert het overlijden van de Boeddha veel jaren verlopen waren. De verschillende scholen hielden vast aan de diverse meesters, ieder met eigen versie.[24]

        Onder auspiciën van Kanishka werd daarom, ca 100 n.C., een Sangha-congres gehouden. Het doel ervan was om commentaren te schrijven op de drie Pitakas, en om de verwarring tussen de verschillende scholen te beëindigen.

        Van heinde en ver werden monniken bijeengeroepen. Uit de samen­gekomen monniken werden 500 wijze en heilige monniken uitgekozen. Voorzitter van hen was de eerwaarde Vasumitra (of: Vasubandha).

        De bijeenkomst was in Kasjmir, waar de koning te Jalandhara een klooster had laten bouwen. Het werk van de geleerde monniken resulteerde in drie commentaren op de drie Pitakas. De eigenlijke bedoeling ervan was om een einde te maken aan de oude twisten. Maar in feite ontstonden er omstreeks die tijd twee stromingen in het Boeddhisme.

        De commentaren die toen – in het Sanskriet - samengesteld werden, zijn:

* het Upadesasāstra (commentaar op de suttas);

* het Vinayavibhāshāsāstra (commentaar op de Vinaya);

* het Abhidharmavibhāshāsastra (commentaar op het Abhidhamma).

        Het Theravāda dat zijn Canon reeds in Sri Lanka op schrift had gesteld, erkende dit concilie onder koning Kanishka niet. Het gevolg ervan was de splitsing van de leer van de Boeddha in een zuidelijke en een noordelijke school.

        De noordelijke school werd Mahāyāna genoemd, het grote voertuig. De zuidelijke school kreeg toen de naam Hinayāna, het kleine voertuig.

        

9e Sangha-congres, te Lhasa

(Synode te Lhasa, 792-794 n.C.)

        Tijdens de regering van koning Khri-srong-lde-btsan van Tibet werd in 792-794 een Sangha-congres gehouden. Het Tibetaans Boeddhisme was in de 6e eeuw ingewikkeld geworden. Want koning Srong-btsan-sgam-po was er getrouwd met zowel een Nepalese als een Chinese vrouw. Inlichtingen over de leer en de praktijk van het Boeddhisme kwamen toen van twee kanten. Toen het grote klooster te bSam-yas klaar was, werd er een Sangha-congres samengeroepen. Het doel ervan was de verschillen te bezien tussen de tantrische denkbeelden van Padmasambhava, de vroegere Indiase Boeddhistische idealen van Śantiraksita, en de Chinese standpunten. Het congres werd een debat tussen Śantiraksita en de Chinese monnik Hva-shang. De laatste pleitte voor het standpunt van plotselinge Verlichting, terwijl Śantiraksita dat van geleidelijke Verlichting aanvoerde. Hij legde ook de nadruk op verdienstelijke daden; maar dit werd door Hva-shang weerlegd. De Chinese denkbeelden werden verworpen en de Chinese deelnemers aan dit congres verlieten Tibet.[25]

10e Sangha-congres, te Pulatthinagara

(Synode te Pulatthinagara, 1587 n.B. = 1044 (1104) n.C.)

        In 1587 na Boeddha was er een Sangha-congres (synode) te Sri Lanka, in de plaats Pulatthinagara. Ze werd gehouden op verzoek van koning Parākrama of Parakramabahu de Grote. Alleen de commentaren werden er herzien. President ervan was de eerwaarde Mahakassapa. Het was in 1044 (1104) n.C. De conferentie duurde één jaar.

        Volgens de traditie van Sri Lanka is dit het 7e concilie.

11e Sangha-congres, te Chiangmai

(Concilie te Chiangmai, 1477 n.C.)

        In 1477 n.C. was er een Sangha-congres (concilie) te Chiangmai, Thailand. Dit congres duurde één jaar en was bijeengeroepen door koning Sridharmacakravarti Tilaka Rajadhiraja (Tilokaraj), heerser over Noord-Thailand, om het Boeddhisme in Thailand steviger te vestigen.[26]        

Volgens Thaise traditie is dit het 8e concilie.

12e Sangha-congres, te Bangkok        

(Concilie te Bangkok, 1788 n.C.)

        In 1788 n.C. (2331 na Boeddha) was er weer een Sangha-congres (concilie) in Thailand, nu in Bangkok. Het doel ervan was een zuivering van de Sangha en een herleving van het Boeddhisme in Thailand. Dit concilie werd gehouden na een oorlog tussen Thailand en een naburig koninkrijk. De oude hoofdstad Ayutthaya (Ayodhya) was door vuur verwoest en veel boeken en manuscripten van de Pāli Canon waren verbrand. De Orde van monniken was niet georganiseerd en moreel verzwakt. Koning Rama I en diens broer consulteerden daarom de leidende monniken en lieten een concilie bijeen roepen opdat het geloof hersteld zou worden. 218 Ouderlingen en 32 geleerde leken kwamen toen samen en reciteerden de Tripitaka gedurende ongeveer een jaar. Gedurende en na dit congres bloeide het Boeddhisme weer op.[27]

        Dit is het 9e concilie volgens Thaise traditie.

13e Sangha-congres, te Ratnapura

(Synode te Ratnapura, 1865 n.C.)

        In 1865 n.C. werd een Sangha-congres gehouden te Ratnapura, Sri Lanka. Het duurde vijf maanden. President van deze synode was de eerwaarde Hikkaduve Siri Sumangala.

        Volgens de Sinhalese traditie is dit het vijfde concilie.[28]

14e Sangha-congres, te Mandalay)        

(Concilie te Mandalay, 1871 n.C.)

        In 1871 n.C. (2414 na Boeddha) was er een Sangha-congres (concilie) te Mandalay, Myanmar, onder bescherming van koning Min-donmin. Er namen 2400 geleerde monniken en leraren aan deel. De hele Pāli Canon werd er gereciteerd en daarna op 729 marmeren platen gebeiteld. Die recitatie geschiedde in het koninklijk paleis en duurde ca vijf maanden.[29]

Volgens de traditie van Myanmar is dit het 5e concilie.

15e Sangha-congres, te Thailand)        

(Concilie te Thailand, 1888 n.C.)

        In 1888 n.C. was er een Sangha-congres in Thailand op verzoek van koning Chulalongkorn (Rama V). Na dit Sangha-congres, een concilie, werd de Pāli Canon in het Thais gepubliceerd.

        Volgens de traditie van Thailand is dit het 9e concilie.

16e Sangha-congres, te Rangoon)        

(Concilie te Rangoon, 1954 n.C.)

        In 1954 n.C. werd te Rangoon (Yangon), Myanmar, begonnen met een Sangha-congres (concilie) dat doorging tot de dag van volle maan van Vaisakha (mei) in 1956. Dat is de 2500ste jaardag van het Parinibbāna van de Boeddha.[30] Geleerde monniken van verschillende landen – in het bijzonder India, Sri Lanka, Cambodja, Thailand, Laos en Pakistan – namen eraan deel. Ongeveer 500 monniken van Myanmar (Birma) waren uitgenodigd om de tekst van de Tripitaka te controleren. Ook werden in elk van de Boeddhistische landen groepen monniken georganiseerd om de teksten te onderzoeken.

        Op het einde van het congres werden alle teksten van de Pāli Canon en van de commentaren gereciteerd. De herziene versie werd in het Birmees gepubliceerd.

        

        Volgens de traditie van Sri Lanka en Myanmar is dit het 6e en volgens die van Thailand het 10e concilie.[31]

-=o0o=-


[1] Concilie = kerkvergadering (Wolters’ Woordenboek Nederlands Koenen, samengest. door C.A. de Ru. 28e dr. Groningen 1987).

        Synode = 1) vergadering; 2) college van vertegenwoordigers van een kerk, die met macht bekleed zijn in zaken van leer en kerkelijk bestuur. (Wolters’ Woordenboek Nederlands Koenen, 28e dr., 1987).

[2] Frauwallner, Erich: 'Die buddhistischen Konzile,' in: Kleine Schriften, Wiesbaden 1982, p. 649-650.

[3] congres = bijeenkomst tot gemeenschappelijke beraadslaging van geleerden enz. (Wolters’ Woordenboek Nederlands 1987). - Omdat de Boeddhistische Gemeenschap geen kerkgenootschap is, maar de leer als richtlijn heeft welke leer door geleerde monniken bewaard is, vind ik het woord “congres” beter passen dan “concilie”.

[4] Frauwallner 1982, p. 651.

[5] Geiger, Wilhelm (tr.): The Mahāvamsa or the Great Chronicle of Ceylon. London 1980, p. xxii-xxxi.

[6] Nyānamoli, Bhikkhu: The Life of the Buddha according to the Pali Canon. (2nd ed.), Kandy 1978, p. 341.

[7] Geiger 1980 p. 17; Nyānamoli 1978, p. 342-343.

[8] Rahula, Ven. Walpola Sri : 'Validity and Vitality of the Theravada Tradition,' in: Voice of Buddhism, Dec. 1990, Vol. 28, No. 2, p. 3-7.

[9] Purāna leefde te Dakkhināgiri. (Malalasekera 1974, Vol. II, p. 237). – Volgens Norman, Pāli Literature, Wiesbaden 1983, p. 114, was de canon eerst in een aantal dialecten en werd ze later herleid tot één taal.

[10] 10.000 monniken betekent: een heel groot, een ontel­baar aantal monniken.

[11] Geiger 1980, p. 27-28.

[12] Geiger 1980, p. 28-33; Lassen 1968, p. 240-241; Bapat 1987, p. 40-41; Frauwallner 1982, p. 665-670; Points of Controversy p. 6.

[13] Geiger 1980, p. 46; Bapat 1987, p. 40-41; Frauwallner 1982, p. 665-670.

[14] Met Moggaliputta Tissa is ongetwijfeld bedoeld de monnik Sapurasasa Mogaliputasa. (Geiger 1980, p. xx).

[15] Points of Controversy p. 6; Geiger 1980, p. 46-47.

[16] 236 na Boeddha is 207 (247) v.C. Volgens een andere overlevering was deze gebeurtenis in 232 v.C. (Pandit 1993, p. 399-400 en p. 436-438).

[17] Volgens de overlevering van de Sarvāstivādins werd het 3e Sangha-congres gehouden te Jālandhara, tijdens de regering van Kanishka. (Pandit 1993, p. 399-400; Lassen 1968, p. 244-245).

[18] Geiger 1980, p. 49; Lassen 1968, p. 244-245; Points of Controversy p. 7.

[19] Geiger 1980, p. 50. 

[20] Geiger 1980, p. 82-85.

[21] Bapat 1987, p. 44-45. – Het aantal van 60.000 arahants is natuurlijk overdreven.

[22] Bapat 1987, p. 44-45.

[23] Bapat 1987, p. 45-46.

[24]  Lassen 1968, p. 856-858; Pandit 1993, p. 438; Finegan, Jack : The archeology of World Religions : The Background of Primitivism, Zoroastrianism, Hinduism, Jainism, Buddhism, Confucianism, Taoisme, Shinto, Islam, and Sikkhism. (4th printing) - Princeton 1971, p. 278-279; Kirfel, Willibald : Symbolik des Buddhismus. Stuttgart 1959, p. 19-20.

[25] Prebish, Charles S.: Historical Dictionary of Buddhism. London 1993, p. 99.

[26] Bapat 1987, p. 46.

[27] Bapat 1987, p. 46.

[28] Bapat 1987, p. 44-45

[29] Bapat 1987, p. 46-47.

[30] Bapat 1987, p. 47.

[31] Bapat 1987, p. 47.

===