Copyright © 2021 / 2564 Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk. |
Verkorte versies van leerreden van de eerwaarde Thaise Arahant Maha Bua Nyanasampanno.
Het doel van de leer van de Boeddha is om het bewustzijn vrij te maken. Dat vrije bewustzijn is het enkelvoudige bewustzijn. "Iemand met een enkelvoudig bewustzijn beschouwt het gevoel, de waarneming, de formaties, het bewustzijn niet als het zelf, als een ik. Hij is niet geboeid door de banden van het gevoel, van de waarneming, van de formaties, van het bewustzijn; hij is inwendig en uitwendig ongeboeid. Hij vindt de andere oever, is volledig bevrijd van lijden. (S.XXII.117; zie ook S.XXII.115).
Een bewustzijn dat ontstaat kan niet als vrij worden aangeduid, zo werd door een oplettende lezer opgemerkt. Maar het bewustzijn dat zich nergens vestigt, zich nergens aan hecht, is bevrijd, omdat het niet groeit en niet samenstelt. Bewustzijn dat niet samenstelt en niet is samengesteld, is vrij.
De Pali woorden viññāna en citta hebben niet dezelfde betekenis, hoewel zij met geest of met bewustzijn omschreven worden. De woordenboeken en teksten die ik daarover heb geraadpleegd, vermelden het volgende.
>>Het begrip "geest", "het geestelijke" wordt in het Pāli-Boeddhisme o.a. aangeduid met de woorden: viññāna of citta.
Het woord viññāna betekent bewustzijn. Het is een stroom van bewustzijn. Er is geen blijvende geest-substantie. Zonder voorwaarden ontstaat er geen bewustzijn (M.38). Afhankelijk van karma-formaties ontstaat bewustzijn (viññāna).
Het woord citta betekent: geest, bewustzijn, staat van bewustzijn, gedachte, het denken, het verstand, het denkorgaan. Het is een synoniem van viññāna.<<
Tot zover wat ik uit de boeken leerde. Maar de eerwaarde Thaise leermeester Maha Bua Nyanasampanno, een Arahant, die leefde in Wat Pa Baan Taad, Udon Thani, Thailand, legde uit eigen ervaring uit dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen viññāna enerzijds en citta anderzijds.
Viññana is dat deel van de geest dat ontstaat en vergaat als bewustzijn, het zich bewust worden van iets door contact van de zintuigen met een zintuiglijk waarneembaar object.
Het
citta daarentegen is bewustzijn, gewaarzijn, het weten,
“datgene
wat weet”. En dat deel van de geest zou volgens de eerwaarde Arahant niet sterven. De eerwaarde
Arahant Maha Bua legde het citta anders uit dan wat gebruikelijk is.
Hij heeft veel leerreden gehouden, zowel tot zijn mede-monniken als tot devote leken. Hij werd geboren op 12 augustus 1913, ontving de hogere wijding op 12 mei 1934, bereikte Arahantschap op 15 mei 1950 en overleed op 30 januari 2011.
Meerdere van zijn leerreden zijn op verzoek van een Thaise mevrouw die kanker had en in zijn tempel raad ging vragen hoe om te gaan met de pijn en er wekenlang ging mediteren, op band opgenomen en later in druk verschenen. Dankzij een eerwaarde monnik van de tempel die mijn vrouw en ik regelmatig bezoeken, heb ik twee gratis boeken met leerreden van wijlen de eerwaarde leermeester Maha Bua ontvangen, zodat ik die leerreden herhaaldelijk kan raadplegen. En ik moet mijn eerdere visie corrigeren op grond van de ervaringen en inzichten van de heilige leermeester.
Van de eerwaarde Ajahn Dick Silaratana kreeg ik de toestemming om de leerreden van de eerwaarde Arahant Maha Bua in verkorte vorm weer te geven, en/of er een samenvatting van te maken. In die leerreden legde deze eerwaarde Arahant uit hoe het citta en hoe wedergeboorte en het Doodloze verstaan moeten worden.
Ik
hoop dat mijn korte weergave van de soms lange leerreden een goede
indruk geeft van wat met citta bedoeld wordt; en ook enig licht
brengt inzake wedergeboorte.
In de Engelse vertaling zijn meerdere Pali woorden niet vertaald omdat ze niet met een enkel woord omschreven kunnen worden. In voetnoten zijn die Pali woorden dan nader uitgelegd.
De eerwaarde leermeester Maha Bua Ñanasampanno zei dat het citta is als een gevangene die in de gevangenis geboren is en er sterft. Die gevangene kent de wereld buiten de gevangenis niet. Hij kent de vrijheid niet van de buitenwereld.
Ook wij hebben geen mogelijkheid te weten welk geluk en vrede er buiten te vinden is. Een citta dat nog door de krachten van de smetten beheerst wordt, is als een dergelijke gevangene. Een eend die nabij een modderpoel is opgegroeid, is tevreden ermee in die poel rond te zwemmen. Zij kent niet de vrijheid van het zwemmen in een groot meer waar ze kopje onder kan gaan. Het citta dat nooit het geluk, het welbehagen en de vreugde ondervonden heeft die van de Dhamma uitgaan, is als de eend in de modderpoel.
De Dhamma is een middel, geen doel op zich. Wanneer de smetten stap voor stap ontworteld worden, dan ontwikkelt het hart een glans, een stralend licht. Alle smetten moeten vernietigd worden, ook de onwetendheid, ook de mening van "ik ben". Datgene wat buiten het gebied van het conventionele ligt, blijft over. Het wordt het zuivere citta genoemd. De natuur van die zuiverheid kan door niets vernietigd worden. Datgene wat weet dat alles ten einde is, ligt buiten de vier edele waarheden.
Als men bij het echte is aangekomen, spelen de vier edele waarheden geen rol meer. Zuiverheid blijft over. De Boeddha onderwees de methode hoe die zuiverheid bereikt kan worden. Hij maakte daarbij gebruik van conventionele middelen. Als de zuiverheid bereikt is, dan is het citta uit de gevangenis, is dan in vrijheid. Maar de meesten willen niet naar die vrijheid omdat die niet bekend is.1
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
2. Onderzoek van de khandhas2
Gewoonlijk straalt het citta en is altijd bereid om met elk ding contact op te nemen. Alle verschijnselen zonder uitzondering zijn onderworpen aan de drie kenmerken: dukkha, anicca en anatta. Maar de ware natuur van het citta is er niet aan onderhevig.
De dingen die aan de drie kenmerken onderhevig zijn, wervelen om het citta heen, zozeer dat het citta zich laat meeslepen. Het citta draait wel mee maar kan niet uiteen vallen. De natuurlijke kracht van het citta bestaat hierin dat het weet en niet sterft. Het Doodloze ligt aan gene zijde van de drie kenmerken en van de wetten van de natuur. Wij worden ons er niet van bewust omdat het citta omhuld is door conventionele realiteiten.
Geboorte en dood hebben het door de smetten geïnfecteerde citta steeds begeleid. Wij hebben dat niet gemerkt omdat onwetendheid immers tot de smetten behoort die verwijderd moeten worden. Wij hebben niet de kracht om het eigen ware citta te zien. Wij hebben steeds alle soorten van verkeerde dingen als ons zelf beschouwd.
Het oorspronkelijke citta is stralend, maar wordt verduisterd door de kilesas3 eromheen. De Boeddha gebruikte de uitdrukking "pabhassaram" = stralend. Het betekent niet "rein". Degenen die hun citta gezuiverd hebben, worden niet meer wedergeboren.
In
deze wereld kan geen gevoel van welbehagen zijn totdat de smetten
geheel en al uit het hart zijn verwijderd.
Waardoor wordt het hart bedekt zodat wij het stralen en de reinheid ervan niet kunnen vinden? - De vijf khandhas en de begeleiders ervan komen in contact met oog, oor, neus, tong en lichaam. Ze verbinden zich met het citta en vormen de basis voor een [verkeerde] mening. Dan hecht het citta zich aan de objecten, zodat het volledig verduisterd wordt door liefde, haat, woede, en andere toestanden. Wat echter diep begraven ligt, is onze mening dat de khandhas ons zelf zijn. En die mening hebben wij al sedert ondenkbare tijden.
Van de vijf khandhas beschouwen wij het lichaam (rupa) als "wij". Vedana, sañña, sankhara en viññana4 zijn "wij", zijn "van ons". Deze meningen zijn diep in ons begraven. Daarom onderwees de Boeddha ons om onderzoek te doen. Wij onderzoeken de vijf khandhas om te onderzoeken, om de waarheid ervan duidelijk in te zien en om de verkeerde meningen en het hechten eraan te ontwortelen. Vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen, gedachten zijn gewoon natuurlijke verschijnselen. We moeten ze onderzoeken om met behulp daarvan onze eigen dwaling waar te nemen en om ons met behulp van weten ervan te bevrijden. Het feit dat het citta de khandhas als zijn zelf beschouwt, als tot het citta toebehorend, berust op dwaling.
Zodra wij onderzocht en begrepen hebben wat die dingen werkelijk zijn, trekt het citta zich innerlijk terug door weten, begrip en pañña5, zonder verder door die dingen geraakt te zijn.
Wij onderzoeken die khandha die het meeste opvalt. Neem bijvoorbeeld het lichaam, een lichamelijk aspect dat het meest voorkomt, dat onze belangstelling wekt. Concentreer je dan op de vraag "wat is dukkha?"
Dukkha wordt gewoonlijk met "pijn, onvoldaanheid, onverdraaglijkheid" omschreven. Maar ik [= de eerwaarde Maha Bua] vertaal het liever met "voortdurende druk". Niet krijgen wat men wil is dukkha, want het zet ons onder voortdurende druk. En het maakt ons onbehaaglijk.
Ons lichaam is een bron van vuiligheid; het is afstotend, walgelijk. Het lichaam moet steeds gewassen en gezuiverd worden. Blijft iets rein als het met een lichaamsdeel te maken heeft? - Zelfs het voedsel dat we eten wordt tot vuilnis wanneer het in de mond komt en ingeslikt wordt. Onze kleding is eveneens onrein. Ze moet gewassen en gestreken worden. Onze woning moet gereinigd worden, stofzuigen, poetsen, stof afnemen. Overal waar mensen wonen moet rein gemaakt worden, omdat de mensen onrein zijn.
Zo te contempleren betekent het walgelijke te onderzoeken.
Concentreer je erop de inwonende natuur ervan in te zien. Beschouw elk facet ervan. Als een punt onderzocht is, vloeit het weten geleidelijk naar het volgende punt. Wanneer oplettendheid en het waarnemen in nauwe verbinding blijven, moet pañña [wijsheid] gaan werken en onophoudelijk verder gaan. Stap voor stap zullen jullie werkelijk inzien en weten. Dan is pañña op het eerste niveau van onderzoek.
Na het onderzoeken van de vuiligheid moeten jullie het proces van verandering in het lichaam onderzoeken.
Stap voor stap moeten wij tot de waarheid doordringen, moeten wij ons bevrijden van het hechten en van verkeerde meningen. Het citta wordt dan helder en zal waardigheid en moed uitstralen. Het zal tevreden elk facet van de waarheid onpartijdig accepteren.
"Dwazen stapelen voor zich steeds meer last op. De wijze laat steeds meer los totdat niets over blijft."
Na het onderzoek van het proces van verandering in het lichaam moeten jullie het proces van verandering in de khandhas onderzoeken. Elk deel van het lichaam is aan verandering onderworpen. Er is geen enkele uitzondering; wij kunnen ons nergens aan vasthechten.
Hetzelfde met het begrip anatta. De dingen behoren ons niet toe noch behoren zij iemand anders toe. Alle dingen zijn slechts natuurlijke verschijnselen.
Maar wij mensen grijpen ernaar, houden ze vast. De Boeddha waarschuwde ons niet vast te grijpen. Beschouw de dingen niet als "ik" of "mijn". Ze zijn niet ons zelf.
Concentreer je erop hoe alles vervalt. Wat ondervindt het citta daarbij? De elementen [van het lichaam] aarde, water, wind en vuur keren na de dood weer terug. Aarde wordt aarde, water wordt water, wind wordt wind en vuur wordt vuur. Maar er is niets dat als "ik" of "mijn" aangeduid kan worden. Er is geen "ik" of "mijn" te vinden. Er zijn alleen de elementen aarde, water, wind en vuur. Door zo te zien wordt het citta rustig, komt tot rust, wordt stil.
Het citta wordt dan niet trots, hoogmoedig of opstandig. Maar het hart wordt rustig. Daarom onderwees de Boeddha herhaaldelijk om te onderzoeken totdat wij het begrijpen en er goed mee kunnen omgaan.
Wanneer het citta met zijn eigen pañña helder ziet, kan het zich alleen in de stilte terug trekken, vast in zich geconcentreerd, alle zorgen loslatend.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
Onderzoek verder gevoelens van pijn, in het bijzonder wanneer jullie ziek zijn of wanneer jullie lange tijd in meditatie hebben gezeten en wanneer dan pijn optreedt. Neem de pijn als object voor onderzoek. Waar doet het pijn? Vanwaar komt de pijn? Eerst was die pijn er niet. Alleen nu treedt dat gevoel van pijn op. Waar heeft de pijn zich verstopt? Als de pijn ons toebehoorde, had ons citta hem op elke tijd moeten waarnemen. Als de pijn werkelijk tot ons behoort, waarom verdwijnt het citta dan niet wanneer de pijn verdwijnt?
Pijn en citta zijn niet hetzelfde. En jullie moeten het lichaam analyseren. Wanneer de botten pijn doen en de pijn dan verdwijnt, waarom verdwijnen dan de botten niet samen met de pijn? Wanneer ze daadwerkelijk één en dezelfde zaak zijn, dan moeten met de pijn ook de botten verdwijnen.
Maar kijk, wanneer de ziekte gaat of wanneer wij na het zitten opstaan, dan verdwijnt de pijn (geheel of gedeeltelijk). Het gevoel van pijn is niet gelijk aan het lichaam. Het lichaam is niet gelijk aan het gevoel. En het citta is niet gelijk aan het lichaam. Lichaam, gevoel en citta zijn drie verschillende zaken. Ze zijn niet hetzelfde. Elk heeft zijn eigen realiteit. Onderzoek ze, scheidt ze van elkaar overeenkomstig de waarheid.
Een verder resultaat: zelfs als de lichamelijke pijn niet verdwijnt, dan heeft die toch geen uitwerking op hart en citta. Uiteindelijk is het citta heel rustig, zeker en verheven. Welk deel van het lichaam ook pijn doet, het citta wordt er op geen enkele manier door gestoord of opgewonden. Het is ontspannen omdat het met pañña [wijsheid] de pijn heeft doorzien.
Jullie oplettendheid en pañña moeten niet terugwijken maar moeten voortdurend verder gaan om de waarheid te ontdekken. Streef niet ernaar om de pijn te laten verdwijnen. Zo’n verlangen versterkt de pijn alleen maar. Onderzoek, zie de waarheid in.
Het lichaam bestaat uit vier elementen. Wanneer die elementen samengevoegd zijn, noemt men dat "man" of "vrouw". Het lichaam is geen gevoel. Pijn is een gevoel. Definieer dat gevoel niet. Het is niet "ons" gevoel. Pijnen ontstaan in het lichaam. Het lichaam treedt een tijd op en lost op bij de zogenaamde dood. De gevoelens van pijn kunnen op één enkele dag 100x optreden en 100x verdwijnen, ja zelfs 1000x. Ze zijn niet blijvend. Zie ze met pañña duidelijk in, laat het citta niet afdwalen.
Gevoel is een verschijnsel dat ontstaat, even duurt en dan verdwijnt. Citta, bewustzijn en gevoel zijn niet hetzelfde; lichaam en citta zijn niet hetzelfde. Waarneming en gevoel zijn niet hetzelfde. Lichaam is lichaam; citta is een mentaal verschijnsel; heeft de natuur van te weten. De elementen van het lichaam weten niet. Het geest-element (mano-dhatu) weet. Pijn is een gevoel, een element dat niet weet.
Zodra sankhara [de formaties] iets vormen, hecht de saññâ [herinnering] zich er direct aan en geeft het een naam, groepeert het tot dit of dat. “Dat zijn wij, dat behoort ons toe. Dat is pijn, daar doet het pijn.” Dat zijn de eigenschappen die ons bang maken, die het citta met zorg vullen.
De geest sterft niet. Het wetende sterft niet; citta kan niet verdwijnen. Het citta weet dat pijn ontstaat en verdwijnt. Maar het citta verdwijnt niet. Het is een afzonderlijk verschijnsel dat steeds weet en zich niet met iets anders vermengt. Zo blijft het gemoed ontspannen. Als het citta van de kilesas [smetten] bevrijd is, is nibbana bereikt.
4. Het stralende citta is avijja6
Weest jullie ervan bewust dat vedanâ, saññâ, sankhâra en viññâna slechts individuele oorzakelijkheden zijn welke het citta ten toon spreidt. Ze verschijnen en verdwijnen. Ze zijn zonder een zelf. Hoe kan men dan eraan hechten? Let goed op om ze met oplettendheid en pañña in te zien.
Sankhara (gedachtenformaties) vormen zich in het hart. Dan verdwijnen ze weer. Er is geen substantie in te vinden. Viññâna (bewustzijn): als er contact met iets ontstaat, neemt bewustzijn het waar en verdwijnt weer. Alle khandhas verschijnen en verdwijnen; ze zijn niet blijvend, zijn niet zelf.
Het citta kan zich - als wij tot dit punt onderzocht hebben - dan in de stilte terugtrekken. Het moet stil zijn, moet uitblinken. Het innerlijke waarnemen van het citta moet uitmuntend zijn omdat het citta zich door het inzien van de waarheid van deze dingen heeft teruggetrokken. Pijn zal door het onderzoeken oplossen en wel omdat het citta heel duidelijk de waarheid inzag. Of, wanneer de pijn niet weggaat, dan hebben de pijn en het citta ieder hun eigen afzonderlijke realiteit. Het hart krijgt innerlijke majesteit, ongebogen, zonder angst.
Als de tijd om te sterven komt, laat het gebeuren. Er is geen angst meer, want de dood is enkel een zaak van rupa, vedana, sañña, sankhara en viññana. Het is niet de zaak van “datgene dat weet”, het hart. Het is niet “het wetende” - het hart – dat sterft. Alleen alle andere dingen sterven. De dwaal-meningen van het citta hebben het voor de gek gehouden.
Wanneer wij ons het feit zichtbaar kunnen maken dat de meningen en vermoedens slechts illusies zijn en dat ze niet geloofwaardig zijn, dan zal het citta zich terugtrekken en alleen aan de waarheid geloof schenken.
Zodra de pañña [wijsheid] iets heeft onderzocht, laat hij los. Moet hij eerst nog iets doorzien, dan houdt hij eraan vast. Welke soort van gedachten ontstaan, goede of slechte, ze ontstaan en vergaan, hebben geen duurzaamheid. Het oorspronkelijke, stralende citta wordt bevlekt door de vermenging met de kilesas.
Door onderzoek verdwijnen die dingen en het citta wordt onthuld door de heldere pañña. Dit is echter niet het citta dat bevrijd is van de kringloop der wedergeboorten; het is meer het citta als van een pasgeboren baby.
Tijdens het stap voor stap onderzoeken verzamelen de kilesas zich in dit ene punt en worden binnen in het citta tot straling. Omdat wij zoiets voordien nog niet hebben meegemaakt, worden wij bedrogen en ondervinden eerbied en bewondering. Het schijnt dat niets zich kan meten met de pracht ervan.
Het stralen en de kilesas zijn twee kanten van dezelfde munt. Ze zijn allebei conventionele realiteiten. Het stralen uit de samenkomst van de diverse kilesas vormt een punt, een centrum zodat we duidelijk kunnen waarnemen: dit is het centrum van het stralen. Wanneer ergens een smet optreedt, dan verheft zich in het centrum een zeer verfijnd dukkha. Het stralen, de kilesas en het dukkha zijn metgezellen van elkaar. Daarom moet het citta dat het stralen bezit, zich zorgen maken, het bewaken en beschermen om te voorkomen dat iets de straling komt verstoren.
Wat nu is dat stralen? Onderzoek het en jullie zullen zien dat het de eigenschappen heeft van anicca, dukkha en anatta.
Men mag niets als vanzelfsprekend aannemen. Alle werkelijk bedrieglijke dingen liggen in het citta, en het stralen is de allerlaatste vervalsing. Maar het stralen is de koning van de vijand – avijja [onwetendheid].
Dit is de echte avijja; ze is niet als een tijger, demon of monster; maar de meest verleidelijke Miss Universum.
Als wij niemand hebben die ons in deze raad kan geven, blijven we beslist lange tijd hangen, tot wij begrepen hebben en ons kunnen bevrijden. Maar als er iemand is die ons raad geeft hoe te handelen, dan kunnen wij beginnen ze te begrijpen, ze op dezelfde manier onderzoeken als de andere verschijnselen. Die verschijnselen zullen dan geheel onverwacht oplossen. Men kan het als ontwaken onder de Bodhi boom betitelen. En iets wonderlijks dat door de avijja verborgen was, wordt in zijn volle schoonheid geopenbaard. Het is een heel beslissend ogenblik. Wanneer het hart zich afscheidt van het conventionele, dan breken bevrijding en conventionele realiteit uit elkaar. Dat is het bereiken van de vrucht van arahantschap. Avijja verdwijnt dan geheel en al. Het citta is volmaakt.
Het is als het betreden van een huis. De ene voet staat nog op het trottoir, de andere voet is al binnen. Pas als beide voeten in de gang of hal van het huis staan, zijn we “in het huis” aangekomen. Het citta is dan volledig vrij. De Boeddha onderwees: er is geen ander gevoel van welbehagen dan de vrede. Sa-upadisesa-nibbana is dan bereikt.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
De leer te beoefenen betekent: te zorgen voor het eigen hart. Wie ondervindt pijn en moeilijkheden? Wie is gevangen? Het is het citta, gevangen door de kilesas en asava.7 Pañña [wijsheid] moet ingezet worden, want alleen heldere pañña kan met de kilesas omgaan, tot ze oplossen. Rupa, vedana, sañña, sankhara en viññana zijn alleen voorwaarden die de vrije citta niet langer lastig kunnen vallen. Hetzelfde geldt voor zichtbare objecten, geluiden, geuren etc. Ze hebben hun eigen realiteit. Alle verschijnselen hebben hun afzonderlijke realiteit. Wanneer wij dat niveau bereiken, kunnen we zeggen dat de strijd tussen het citta en de kilesas voorbij is.
De khandhas zijn niet “wij” - ze zijn niet "wij" tijdens ons leven. Als wij sterven, wat is er dan om ons aan vast te houden? Het citta neemt alleen waar op welke manier de khandhas zich gedragen en uit elkaar breken. Maar overeenkomstig zijn aard lost het niet op met de khandhas. Wij hoeven dus nergens bang voor te zijn.
Zodra het citta de gepaste reinheid heeft bereikt, zodat het steeds straalt, dan vinden wij - wanneer wij ons op een rustige plek bevinden, ook als het citta niet in samadhi geconcentreerd is, - dat het citta zo uiterst delicaat en verfijnd is dat het slechts heel moeilijk te beschrijven is. Deze fijnheid wordt dan als een straling die zich rondom in alle richtingen uitbreidt. Op dat ogenblik schijnt niets met onze zintuigen contact te hebben. Het is de vaste basis van het citta dat gezuiverde, verwonderlijke opmerkzaamheid, heerlijkheid en sensibiliteit in zich toont.
Het is bij dit soort van bewustzijn alsof wij ons helemaal niet in een lichaam bevinden. Dit is een heel verfijnd bewustzijn. Hoewel het citta niet in samadhi is verzonken, treedt dit heel markante bewustzijn op zonder dat visioenen of beelden verschijnen. Dat is één niveau van het citta.
Een verder niveau is wanneer de goed gezuiverde citta zich in de stilte begeeft, zonder te denken, zonder gedachten te vormen. Het citta rust van zijn activiteit uit. Alle vormingen van gedachten binnen het citta rusten volledig. Er blijft alleen eenvoudig bewustzijn. Dat wordt genoemd “het citta treedt binnen in de stilte.” Ook hier geen beelden. Er is alleen bewustzijn, opmerkzaamheid, alsof de hele kosmos ermee bedekt werd. De straling van het citta is namelijk niet zoals de straling van licht. De lichtstralen hebben een einde, dichtbij of veraf, afhankelijk van de lichtsterkte.
De stralen van de citta echter zijn niet zo. Daar is geen dichtbij of veraf. Er is geen tijd en geen plaats. Alles bestaat nog zoals voorheen, maar er is alleen dit bewustzijn, deze opmerkzaamheid die alles tot het einde van het universum omhult.
Wanneer het citta volledig gezuiverd is, is het nog moeilijker te beschrijven. Het laat zich niet met conventionele dingen uitdrukken omdat dit citta geen conventionele realiteit is. Er zijn geen woorden voor.
De wereld is vol van conventionele dingen. Wat wij ook zeggen, wij moeten een conventioneel beeld gebruiken om vergelijkingen te maken. “Het is als dit of als dat.” Nibbana is een conventioneel woord. Wat ook erover gezegd wordt, het wordt altijd verkeerd uitgelegd.
Het is verkeerd bevrijding of een bevrijd citta te nemen en met de vijf khandhas te verwisselen die conventionele realiteit zijn. De vijf khandhas zijn een niveau van de conventionele realiteit en het gewone citta is eveneens een niveau van de conventionele realiteit.
De verfijning van het citta - zo fijn dat het al een wonder is - toont zich voor ons duidelijk herkenbaar. Wanneer het citta helemaal vrij is van de dingen die het omhulden, gevangen hielden, dan wordt het citta Dhamma. Dhamma is citta en citta is Dhamma. Op dit punt kunnen geen conventionele dingen meer gebruikt worden.
De khandhas van zulke mensen zijn als die van ons. Wanneer het citta bevrijd is, is de natuur van de bevrijding het ene, en de wereld van de khandhas iets heel anders. Toch kan het gezuiverde hart midden in de wereld van de khandhas wonen; het is toch steeds een bevrijd citta. Men kan het een getranscendeerd citta noemen omdat het boven de conventionele realiteit ligt.
De getranscendeerde Dhamma is een Dhamma aan gene zijde van de wereld. Daarom onderkennen zulke mensen dit soort van verbindingen in het citta. Zodra het citta niveau na niveau gezuiverd is, kunnen zij de begin- en eindpunten ervan zien. Is er nog een neiging aanwezig, en zo ja welke? Op dit niveau kunnen die mensen de dingen duidelijk herkennen en ze vinden dan ook een weg om de dingen die tot hechten voeren, stap voor stap van het citta te verwijderen.
Wanneer de kilesas dicht om het citta heen wervelen, dan is er totale duisternis in het citta. Wij weten dan niet wat het citta is of wat de dingen zijn waarin het verstrikt is. Maar zodra het citta stap voor stap gezuiverd is, onderkennen wij hoeveel nog in het citta verblijft. Zelfs als er nog maar een heel klein beetje aanwezig is, weten wij dat. Wij weten dan: “dit is het zaad dat de oorzaak ervan is dat wij in die of die sfeer wedergeboren worden.” Wij kunnen dat dan duidelijk inzien. Wij moeten dan de situatie zuiveren door toepassing van de diverse methoden van oplettendheid en moeten pañña toepassen totdat deze zaak zonder verbindingen van het citta is afgesneden. Dan wordt het citta volledig gezuiverd, zonder verdere mogelijkheden tot binding of voortzetting [van de smetten]. Wij kunnen dan helder zien. Dit is degene die bevrijd werd. Dit is degene die niet sterft.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
Met het inzien van de Dhamma is het als met het proeven van zout of van scherpe peper. Als de tong in contact komt met het zout, weten wij: dit is zout. En als de tong in contact komt met scherpe peper, dan weten wij: de peper is scherp. Dit weten we uit eigen ervaring. Wij kunnen daarin niet verkeerd zijn.
Zo is het met het inzien van de Dhamma. Wij moeten stap voor stap tot inzicht komen. Wanneer de kilesas afgelegd zijn, is er inzicht in de Dhamma. De waarheid is dan duidelijk.
Degenen die luisteren naar de Dhamma van zulke mensen die waarlijk ingezien en gezien hebben, zouden in staat moeten zijn om hun kilesas en asavas al tijdens het luisteren te reinigen. Dit is een zaak die niet van plaats of tijd afhangt.
De hele Dhamma loopt samen in het citta. Wat zijn de dingen door welke het citta gevangen is en waarin het verwikkeld is? Het zijn de elementen, de khandhas, en de grenzeloze aanblikken, geluiden, geuren, smaken en aanrakings-ondervindingen buiten ons die met oog, oor, neus, tong en lichaam en het hart in ons in contact komen. De dingen binnen en buiten ons. Het citta kan zowel binnen als buiten op een dwaalspoor gebracht worden. Het kan beide: binnen en buiten, haten en liefhebben.
Zodra wij iets herkennen, kunnen wij het loslaten. Wat wij werkelijk begrijpen, is geen probleem meer omdat wij het loslaten zodra wij het herkennen.
In het begin moeten wij het citta dwingen in een begrensd gebied te blijven, bijvoorbeeld met het meditatie-woord "buddho" of met in- en uitademen. Zo bereikt het citta met het meditatie-thema een vaste plek. Wij moeten het citta leren om zich van zijn diverse bezigheden terug te trekken door een passend meditatie-thema te gebruiken.
Als wij door het meditatie-thema voldoende stilte hebben verworven om een toegang tot de weg te openen, beginnen wij met te onderzoeken. Pañña en opmerkzaamheid beginnen zich trapsgewijze te vertakken of beginnen hun reikwijdte uit te breiden, totdat ze zonder grenzen zijn. Wanneer wij na enige tijd ons citta door de ontwikkeling van samadhi willen uitrusten, dan concentreren wij ons op de rust, kalmte. Wij passen dan zoals voorheen het meditatie-thema toe zonder aan pañña op dat moment aandacht te schenken. Wij richten onze aandacht op het bevorderen van stilte, door ons meditatie-thema. Stap voor stap concentreren wij ons op dit thema, geleid door oplettendheid. Dat noemt men het citta tot rust brengen door de ontwikkeling van samadhi.
Wanneer het citta zich van zijn rustoord terugtrekt, moet de pañña de dingen ontwarren en onderzoeken. Laat de pañña onderzoeken wat zij wil, totdat zij het begrijpt. Wanneer pañña begint aktief te worden, moet het onderzoek ervan steeds omvangrijker worden. Tenslotte onderkent ze de oorzaken en werkingen van de verschijnselen zoals ze overeenkomstig de waarheid zijn. Twijfel verdwijnt. De kilesas worden stap voor stap uit het hart verwijderd.
Dan trekt het citta zich geleidelijk in een begrensd gebied terug, zonder ertoe gedwongen te worden. Want als het de dingen heeft onderzocht en ingezien, waarin zou het dan verward kunnen raken?! Waarover zich nog zorgen maken? Het citta trekt zich steeds verder terug en laat de zorgen los. Het gaat zover terug tot zijn gebied steeds beperkter wordt - beperkt tot de elementen, de khandhas en dan uitsluitend tot het citta zelf. Op dit niveau werkt het citta in een beperkt gebied omdat het zijn lasten heeft afgelegd.
De elementen en de khandhas zijn allemaal anicca, dukkha, anatta. Bij het onderzoeken van het lichaam volgt automatisch het begrijpen van het gevoel (en omgekeerd). Ze hebben alle dezelfde soort van eigenschappen - omdat zij uit dezelfde stroom van het citta stammen. Ze hebben geen eigen waarde. Laat ze los. Alle kilesas en asava vloeien samen in het ene citta, wanneer lichaam, vedana, sañña, sankhara en viññana onderzocht zijn.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
7. Conventioneel en bevrijd citta
Waarom zeggen wij “het conventionele citta” en “het bevrijde citta”? Zijn er dan twee afzonderlijke cittas? Helemaal niet. Het is steeds hetzelfde citta. Wanneer de conventionele realiteit - kilesas en asava - het beheersen, dan is dat een toestand van het citta. Wanneer het echter door pañña gewassen is tot die toestand van het citta vernietigd is, dan verdwijnt niet het echte citta, de ware Dhamma, die deze reiniging overziet. Alles wat verdwijnt zijn alleen anicca, dukkha en anatta die in het citta ingeslopen zijn.
Wanneer deze dingen verdwijnen, kan het ware citta in zijn volle omvang verschijnen. Dat noemt men het bevrijde citta, het reine citta. En blijft alleen eenvoudig bewustzijn, eenvoudige opmerkzaamheid, heel rein. Wij kunnen dan niet meer zeggen in welk punt van ons lichaam die eenvoudige opmerkzaamheid, dit eenvoudige bewustzijn gecentreerd is. Tijdens samadhi bijvoorbeeld wisten wij dat het in het midden van de borst gecentreerd was. Maar wanneer het citta tot het reine citta wordt, dan verdwijnt dit centrum; wij kunnen dan niet meer zeggen dat het citta op een bepaalde plek is. Er is alleen opmerkzaamheid zonder meer. Die bevindt zich wel nog midden tussen de elementen, maar die hinderen niet meer [net zoals de lotus in het water ontstaat, maar boven het water uitsteekt zonder erdoor nat gemaakt te worden].
Wij kunnen nu duidelijk inzien dat de khandhas slechts khandhas zijn, het citta is het citta, het lichaam is het lichaam. Vedana, sañña, sankhara en viññana zijn afzonderlijke khandhas.
De gevoelens in dat citta bestaan niet meer, want het is van alle kilesas bevrijd. Daarom bestaan in dat citta de drie kenmerken niet meer. Het citta heeft aan de conventionele gevoelens geen deel meer, afgezien van het hoogste heil, wat niets anders is dan zijn eigen natuur.
De Boeddha onderwees dat Nibbana het hoogste heil is. Maar die uitdrukking “hoogste heil” is geen gevoel van welbehagen zoals de gevoelens van het nog bevlekte citta. Het hoogste heil moet men zelf ondervinden. Wij kunnen niet zeggen dat het absoluut reine citta gevoelens heeft.
Nibbana is blijvend. Het hoogste heil is blijvend. Ze zijn een en hetzelfde. Maar ze liggen buiten de conventionele begrippen. Dat is het einde van de omschrijvingen. Verder kan niets meer uitgelegd worden.
Onderzoek de formaties (sankhara) die steeds ontstaan en vergaan. De Dhamma is in ons lichaam en ons citta, niet erbuiten; (en ook niet in het verleden of in de toekomst). De kilesas, het pad en de reinheid liggen hier in het hart. Geen enkele van de kilesas blijft in het hart wanneer de bevrijding bereikt is. Het citta van de arahant is leeg.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
De leer van de Boeddha is erop gericht het citta vrij te maken. Met citta wordt bedoeld dat deel van de geest dat kent, dat weet, bewustzijn, “datgene dat weet”. En dat deel van de geest sterft niet.
Het vrije citta is vrij van de smetten, van de hindernissen. Het wordt ook het vrije bewustzijn genoemd, het enkelvoudige bewustzijn.
Dood en geboorte zijn beide aanwezig in het citta. Het citta zelf wordt nooit geboren en sterft nooit. Het zijn de in het citta indringende, verontreinigende dingen die ons naar geboorte en dood leiden.
Het bevrijde citta is onbeweeglijk. Zodra het citta het niveau van reinheid, zuiverheid heeft bereikt, worden de vijf khandhas tot onvermengde khandhas. Er zijn dan geen smetten en geen belemmeringen meer. Reinheid blijft over. De Arahant heeft nog een lichaam met de zintuigen, maar hij hecht er niet meer aan. Hij ziet ontstaan en vergaan. Zijn citta is rein. Hij maakt gebruik van de khandhas tot hij in nibbana ingaat. Het hart is geheel zuiver.
Als de smetten helemaal verdwenen zijn, dan is het citta volmaakt leeg. Dan kan niets meer in het hart indringen. Er is geen hechten meer. Het gemoed is dan steeds helder en stralend. Over blijft alleen de zuivere essentie van de Dhamma en de vrijheid. Alleen stilte en leegte. Het bewustzijn, de geest, het hart, het gemoed dat vrij is van de belemmeringen, is niet meer aan iets gebonden, is zonder basis. Het vrije hart (citta) rust nergens meer op.
De innerlijke stilte van het hart is de basis van het citta, is de toevlucht. Door niets kan het citta dan nog gevangen worden. Dit is de ware natuur van het citta die geen conventionele realiteit meer bezit. Vimutthi, de mentale bevrijding van het hart, is Nibbana.
Verkorte weergave van een leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno
1. Door de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno en in het glossarium van Wat Pa Baan Tat is citta als volgt omschreven:
"Citta wordt normaal met hart of geest vertaald. Maar het citta is meer precies de essentie van de geest, de essentie die ten grondslag ligt aan de geest, die zich door de invloed van fundamentele onwetendheid (avijjã) manifesteert als gevoel (vedanã), geheugen (saññã), gedachten (sankhãra) en bewustzijn (viññana). Het citta staat centraal omdat al deze manifestaties randverschijnselen zijn. Het is het soort fundamentele heldere kennis (helder weten) of duidelijke herkenning (helder inzien) in het hart - dat wat van de dingen weet heeft - waaruit al het andere ontspringt. Citta is zowel het reine als het onreine (verontreinigd door de smetten). In het ogenblik van de Verlichting, waar de avijja en de kilesas definitief uit het citta verdwijnen, blijft alleen nog het reine, schitterende en stralende citta over, een citta uit zuiver goud. Citta wordt ook wel het hart genoemd, omdat degenen die goed kunnen mediteren, ervaren dat alle gebeurtenissen, inclusief die van de waarnemer zich in het hart tot een eenheid samentrekken. Vanuit dit ene punt, het hart, ontspringen dan ook alle manifestaties. Goedheid, kwaad, geluk, lijden, alles komt samen in het hart. Op grond daarvan is het raadzaam de neiging te vermijden om de geest te beschouwen als iets dat in de hersenen gelokaliseerd kan worden.
Het citta wordt door onwetendheid bedrogen over zijn eigen ware natuur. Die ware natuur van het citta is dat het “weet”. Er is geen subject, geen object, geen dualiteit; het citta weet eenvoudig. Het citta ontstaat niet noch vergaat het; het citta is nooit geboren en sterft nooit.
Normaal is de “wetende aard” van het citta tijdloos, grenzeloos en stralend. Maar die ware aard is verduisterd door de hindernissen, smetten (kilesa) er binnen in. Door de kracht van fundamentele onwetendheid is een brandpunt van “de wetende” geschapen; en vanuit dat brandpunt ziet die wetende aard de wereld buiten. Het vestigen van dat valse centrum schept een “zelf” en van het perspectief ervan vloeit bewustzijn uit om de dualiteit waar te nemen van “het wetende” en “het gewetene”. Zo wordt het citta verstrikt met dingen die geboren zijn, ziek worden, oud worden en sterven. En daarom wordt het citta diep ingewikkeld in een hele massa van lijden.”
>>Er is niets dat als "ik" of "mijn" aangeduid kan worden. Er is geen "ik" of "mijn" te vinden. Er zijn alleen de elementen aarde, water, wind, vuur en ruimte. Door zo te zien wordt het citta rustig, komt tot rust, wordt stil.
Het oorspronkelijke, stralende citta wordt bevlekt door de kilesas. Het citta verdwijnt niet. Het is een afzonderlijk mentaal verschijnsel dat steeds weet en zich niet met iets anders vermengt. Zo blijft het gemoed ontspannen. Als het citta van de kilesas [smetten] bevrijd is, is nibbana bereikt.
Wanneer de kilesas dicht om het citta heen wervelen, dan is er totale duisternis in het citta. Wij weten dan niet wat het citta is of wat de dingen zijn waarin het verstrikt is. Maar zodra het citta stap voor stap gezuiverd is, onderkennen wij hoeveel nog in het citta verblijft. Zelfs als er nog maar een heel klein beetje aanwezig is, weten wij dat. Wij weten dan: “dit is het zaad dat de oorzaak ervan is dat wij in die of die sfeer wedergeboren worden.” Wij kunnen dat dan duidelijk inzien. Wij moeten dan de situatie zuiveren door toepassing van de diverse methoden van oplettendheid.<<
2. De eerwaarde Bhikkhu Bhuddhadasa, eveneens een bosmonnik, zei: "In de mens is een diep liggend deel dat niet naar begeerte zoekt. Het is het vrije reine element van de geest dat de vreugde van de ‘spirituele voeding’ zoekt. Dat deel wordt de bron van de tevredenheid van de Verlichte mens wiens geest door geen verontreiniging gestoord kan worden." (Buddhadasa Bhikkhu. Handbuch für die Menschheit, zum Verständnis des Buddhismus, s.a., p. 9).
Voor vragen en online boeken zie:
Forest Dhamma Books
Baan Taad Forest Monastery
Baan Taad, Ampher Meuang
Udon Thani, 41000, Thailand
en
http://luangta.eu/site/books.php
1 Het Doodloze zelf ligt
aan gene zijde van het conventionele taalgebruik en kan daarom niet
uitgelegd worden.
2 khandha(s) = accumulaties, groepen, hopen of aggregaten. Het zijn de vijf componenten waaruit onze persoonlijkheid bestaat, namelijk lichaam, gevoel, geheugen en zijn functies, denken en bewustzijn. Het zijn de fysieke en mentale componenten die deze hele wereld van sensorische verschijnselen mogelijk maken.
3 kilesas: Zij zijn de handlangers van avijja. Het is datgene wat het hart verontreinigt, bevlekt en vervuilt. De gebruikelijke lijst van de kilesa's bevat hebzucht, haat, afkeer en waanideeën in hun verschillende vormen, zoals passie, afgunst, hypocrisie, verwaandheid, ijdelheid, trots, gierigheid, zich zorgen maken, angst, twijfel, opstandigheid, zelfgenoegzaamheid, luiheid, ongerustheid, rusteloosheid, schaamteloosheid, immoraliteit en alle soorten van subtielere variaties ervan, die tot kwade, slechte en onheilzame gemoedstoestanden voeren.
4 Vedanâ, sañña, sankhara en viññana: Vedanâ is gevoel, het gewaar worden van aangename of vreugdevolle, neutrale of pijnlijke gevoelens. Gevoel is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandhâ). - Saññâ is herinnering, het in kaart brengen van betekenis en belang van het onbekende. Het is het herkennen van het bekende en alle soorten van associaties. Al deze functies kleuren en conditioneren onze persoonlijke waarneming. Geheugenfuncties is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha). - Sankhâra: formaties, conditionaliteit. 1) Het is datgene wat met de hulp van de vijf khandhas datgene schept wat wij krijgen geserveerd als dingen, verschijnselen en uiteindelijk als onze wereld. Normaal kunnen we niet inzien dat de individuele kandha's elkaar alleen maar veroorzaken, dat ze als zeepbellen opstaan en barsten. We zien alleen de afgewerkte eindproducten (formaties) en niet de ingrediënten waaruit ze zijn ontstaan. 2) Als de vierde khandha heeft het betrekking op denken, d.w.z. korte gedachtenformaties, die dan door saññâ tot ideeën, meningen en visies worden. - Viññana, bewustzijn, is de spirituele bevestiging van inkomende gewaarwordingen. Bewustzijn is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha).
5
pañña: Wijsheid, inzicht. Kennis die voortkomt
uit ervaring.
6 avijjâ = fundamentele onwetendheid. Een belangrijk aspect dat hier vermeld moet worden is de wil: willen weten, maar niet kunnen weten; willen begrijpen, maar niet kunnen begrijpen. Avijjâ is de afwezigheid van elk weten van hogere aard, een weten dat verder gaat dan conventioneel weten, of weten zonder enig inzicht. Avijjā is onwetendheid, zo diepgaand, zo blind dat ze zichzelf volledig omhult, zichzelf zo perfect misleidt, maar alles zo door elkaar brengt dat ze ons doet geloven dat datgene wat fout is, goed is, en dat datgene wat goed is, verkeerd is. Met onwetendheid is hier niet bedoeld de kennis die we hebben verworven in het leven, op school of universiteit, maar het gebrek aan inzicht en kennis van de ware aard van dingen, of gewoon misleidende kennis. Men kan avijjâ ook een fata morgana noemen, een luchtspiegeling die we zien, maar die niet echt is. Avijjâ lijkt op zichzelf het volmaakte product zijn, de dualiteit van hemel en hel, van goed en kwaad, zodat het extreem moeilijk is om ze als iets transcendent te beschouwen. Avijjâ moet echter worden overwonnen om de Verlichting te verwerkelijken.
7 âsava(s): meestal vertaald als afvoer of uitstroom. Asava's zijn die kilesa's die vanuit het hart voortkomen en die zich in gedachten, taal of actie uiten. Ze behoren tot vier verschillende groepen: zintuiglijk verlangen, existentieel verlangen, visies en meningen en elementaire onwetendheid.